JIU-JITSU  // JU-JUTSU

Ju jutsu wordt, zoals gezegd, wel eens de "moeder" van alle Japanse Krijgskunsten genoemd. Dat heeft natuurlijk een reden!

Ju jutsu, in Nederland Jiu-Jitsu genoemd,  bestaat uit basistechnieken uit het Karate, judoworpen, verwurgingen, armklemmen, kickbokstechnieken en uit technieken die in Judo verboden zijn als het om wedstrijden gaat.



Ju jutsu wordt als krijgskunst eigenlijk getraind op een sportieve manier waarbij alle technieken aangeleerd worden die bekend zijn bij de leraar en de bond waar zij voor uitkomen c.q. onder werken!
Ju jutsu is eigenlijk de correcte Japanse benaming voor wat wij kennen als Jiu-Jitsu! Ook wordt het wel eens Nihon Ju Jutsu genoemd (Japans Ju-jutsu). Ook is er een verbastering opgetreden in de "foenetische" vertaling van de Japanse karaktertekens die Ju en Jutsu ( zacht en kunst) betekenen qua uitspraak! "Djoe-Djoetsoe"! Vandaar dat Jiu-Jitsu meer de moderne "westerse"variant is!


Jiu Jitsu ( bron: Wikipedia)

 

Technieken uit het jiujitsu

Het jiujitsu is een zeer technische zelfverdedigingskunst. Het oefenen van met name bepaalde subtielere technieken dient doorgaans veelvuldig herhaald te worden voordat deze technieken effectief kunnen worden toegepast.

De technieken uit het jiujitsu worden in drie hoofdgroepen onderverdeeld, de nage waza of werptechnieken, de katame waza of greeptechnieken en atemi waza of slag-, stoot- en traptechnieken.

Bij het toepassen van technieken uit het jiujitsu kunnen de gevolgen voor een aanvaller zeer ernstig zijn. Veel technieken kunnen bijvoorbeeld in botbreuken resulteren. Aan de andere kant is er een zodanige rijkdom aan technieken, dat in zeer veel gevallen de tegenstander onschadelijk kan worden gemaakt zonder hem of haar enige verwonding toe te brengen, bijvoorbeeld door gebruik te maken van klemtechnieken. Gegeven een bedreiging, kan de jiujitsuka doorgaans kiezen uit diverse technieken, als dit niet het geval zou zijn, zou de verdediging overigens ook te voorspelbaar zijn.

In het algemeen geldt: bij het trainen van elke vechtsport zal het nooit om een echt gevecht gaan. Ten behoeve van een veilige beoefening worden technieken niet 'full contact' doorgezet en de effecten ervan deels gesimuleerd. Als voorbeeld: de jiujitsuka geeft tijdens de training zijn of haar trainingspartner niet voluit een knie in het kruis; de partner suggereert in plaats daarvan het effect door dubbel te slaan waardoor de rest van de techniek kan worden uitgevoerd.

Jiujitsu is een zeer flexibele zelfverdedigingsvorm: als een jiujitsuka een karateka als tegenstander heeft, kan het zijn dat judotechnieken zoals wurgtechnieken en worsteltechnieken effectiever zijn. Tegenover een judoka kunnen karatetechnieken zoals trappen geschikter zijn. Omdat jiujitsu zich niet beperkt tot een bepaalde stijl, kan gewoon iedere techniek die efficiënt is gebruikt worden. De jiujitsuka zal die technieken proberen te gebruiken die de tegenstander juist niet of minder goed beheerst.

 


Geschiedenis van het jiujitsu

De oorsprong van het jiujitsu (ook wel yawara genoemd) is gehuld in nevelen. Veel beoefenaars beschouwen het als een zuiver Japanse vechtkunst, maar doorgaans wordt een Chinese oorsprong verondersteld.

De Samoerai leerden destijds jiujitsu in scholen die elk van elkaar verschilden, zogenaamde ryu. Als een samoerai tijdens een gevecht werd ontwapend kon hij met blote handen verder vechten. Na het eind van het feodale stelsel werden de subsidies voor de scholen stopgezet en waren de meesters genoodzaakt om jiujitsu te leren aan normale burgers. Later vloog jiujitsu over naar het Westen.

Uit het jiujitsu zijn diverse zelfverdedigingsvormen en -sporten voortgekomen, zoals aikido, wat oorspronkelijk Daitoryu aikijiujitsu was, en judo, waarbij de jutsu van jiujitsu een "do", een "weg" is geworden (ju-jutsu → ju-do).

 

Over de geschiedenis van het jiujitsu bestaan verschillende legendes.

De meest populaire versie is die van Dr. Akiama, een Japans geneesheer die in China een rondreis maakte en daar een gevechtskunst bewonderde. Dr. Akiama maakte zich deze kunst meester en na geruime tijd beheerste hij ze als een ware meester. Hij bleef echter met een probleem worstelen, wat kan hij doen indien deze technieken op hem werden toegepast. Na lange maanden van overpeinzing bracht op een winterdag de natuur het antwoord naar hem toe. Hij zag hoe een van de takken van een kerselaar brak onder het gewicht van een vracht sneeuw. Toen hij de wilg bekeek merkte hij hoe deze veerkrachtige takken doorbuigen en de sneeuw er lieten afglijden. Op slag had hij een oplossing voor zijn kwelling, als men wil overleven moet men veerkrachtig en meegaand zijn. Hij paste de technieken aan naar zijn nieuwste vondst en het jiujitsu was geboren. Deze kunst was zodanig effectief dat de samoerai ze aanleerde om in geval van ontwapening nog in staat te zijn om zich op een afdoende en efficiënte manier te kunnen verdedigen. Naast het iai-jitsu en het kenjitsu werd ook het jiujitsu een belangrijke factor in de opleiding tot samoerai.

Het moderne jujutsu is dan weer ontstaan uit het judo met toevoegingen van technieken uit onder andere karate en Aikido  De verschillen tussen het moderne en het - in het westen relatief zeldzame - traditionele jujutsu zijn vrij groot.

 

Jiu-Jitsu training op een agrarische school in Japan rond 1020
Jiu-Jitsu training op een agrarische school in Japan rond 1020

Graduatiesysteem van jiujitsu

De kleur van de band geeft de graad van gevorderdheid in het jiujitsu aan; een beginner heeft een witte band, waarna geel, oranje, groen, blauw, bruin en zwart volgen (de kyu-graden, die van hoog naar laag genummerd zijn — een hoge graad heeft een laag nummer). De wachttijd tussen kyu's bedraagt minimaal zes maanden. Tussen 1e kyu en 1e dan is de wachttijd minimaal een jaar. Hoe hoger de dan, hoe langer de wachttijd.

Voor kinderen en jonge jiujitsuka's tot 12 jaar is er nog een onderverdeling waarbij aan een band een andersgekleurde slip kan zitten om aan te geven dat de beoefenaar tussen de gedragen band en de volgende in zit. Tussen de meestergraden (zwarte banden; dangraden) is het onderscheid te zien aan gouden, witte of paarse streepjes dwars op het uiteinde van de zwarte band.

(Zie verder onder Budo Algemeen)